Van de Indische Buurt naar Nieuwendam
Mijn vader werkte bij de Nederlandse Dok en Scheepsbouw Maatschappij. De NDSM wilde woningen bouwen voor zijn werknemers. Die woningen kwamen in de buurt tegen Schellingwoude aan ten noorden van Nieuwendam. Voor ons gezin werd het Naardermeerstraat 81. In augustus 1965 vond de verhuizing plaats. Mijn toenmalige vriendin - en nu nog altijd mijn vrouw- waren met een groep van de Gerardus Majella naar Italië op vakantie geweest. Wij vertrokken vanaf de Gerardus en keerden terug in de zandvlakte van Nieuwendam. Wat een grote woning. Betrokkenheid bij de kerk was een vanzelfsprekend gegeven en dus gingen wij op zondag naar de noodkerk die pastoor Koomen had laten bouwen. Mijn vader zong al in het koor van de Gerardus en dus hier ging hij daar mee door. Mijn moeder kwam wat later bij het dameskoor. Dat kon vanaf de jaren zestig. De foto’s van het dopen van onze zonen zijn genomen in de noodkerk aan de Alkmaarstraat.
Pastoor Koomen
Met pastoor Koomen had ik een bijzondere band. Hij was in de jaren vijftig (1956) het team van kapelaans van de Gerardus Majella komen versterken. Of hij mij toen al inspireerde weet ik niet, maar wel weet ik nog dat ik graag naar het Sportfondsenbad ging op zaterdagmiddag. Daar zwom Kapelaan Koomen ook en hij kon zeer goed duiken. Hij speelde met ons in het water met een bal, deed krijgertje en wij genoten van zijn aandacht. Inspiratie zonder geloof. Zijn preken spraken mij wel aan, al weet ik mij er niets meer van te herinneren. Wat mij aansprak was zijn realistische kijk op het leven en daarbij een pragmatische visie op hoe je als mens moest leven. Zo vat ik het maar samen. Pastoor Koomen overleed op 27 januari 1984 in Alkmaar. Ik was toen pas begonnen aan de Lagere Technische School St. Willibrord aan de Vondelstraat. Zijn huishoudster Corrie Duncker woonde vlak tegenover de school en ik sprak haar regelmatig. Nog regelmatiger sprak ik de zwager van Pastoor Koomen, de heer Jan Kager. Zijn echtgenote was de zus van Pastoor Koomen, Leida Koomen. Is het toeval dat ik op zoveel plekken Jos Koomen ben tegen gekomen? Is hij mijn inspiratie voor de kerk gebleven, ook al is hij al weer veel jaren in de andere wereld? Zeventig jaar werd hij en dat is niet oud. Hij werd geboren in Hoogkarspel op 19 maart 1913. Mijn schoonouders woonden in Hoogkarspel en daar kwam ik de naam Koomen regelmatig tegen.
Studeren
Toen wij in 1965 gingen kerken in de Pastoor van Ars was dat voor mij de tijd dat ik studeerde voor onderwijzer aan de kweekschool ‘Magister Vocat’. In november 1965 bleek mijn vriendin in verwachting en wij trouwden. Wij konden inwonen bij mijn ouders in die grote woning aan de Naardermeerstraat. Broer Hans moest in dienst en toen de kleine Paul er eenmaal was, konden wij het kamertje van mijn broer gebruiken voor de kleine. Oma zorgde voor hem en als ik thuis was, deed ik dat zelf. Moeder werkte voor ons. Wij waren dus al vroeg een modern gezin. Eenmaal klaar met de studie moest ik in dienst, dat was in november 1967. Eind 1968 solliciteerde ik bij de Mgr. Bekkersschool. Ze hadden een onderwijskracht nodig voor de eerste klas. Het lag voor de hand dat ik daarvoor niet in aanmerking kwam. Ze hadden voor de kleinsten een juf nodig en een meester werd daar (toen) niet geschikt voor geacht. Jammer, want zo miste ik de ervaring in de lagere school. Ik begon kort hierna op 6 januari 1969 aan de Don Bosco LTS aan de Polderweg als leraar Algemeen Vormend Onderwijs (AVO).
Vrijwilligersactiviteiten
Pastoor Koomen vroeg of ik in de parochieraad wilde komen. Ze hadden jongeren nodig. Ad Grootjes zocht een bestuurslid voor de Mgr. Bekkers en zo deed ik wat in het nog goed katholieke leven ‘normaal’ was. De veranderingen van het concilie waren merkbaar, maar nog niet in volle omvang. De jaren zestig met provo en kabouters manifesteerden zich af en toe als je in het centrum kwam, maar in Nieuwendam kon je er alleen maar kennis van nemen via de televisie.
Zonen Paul en René
Zij kwamen in 1966 en in 1969 en zij werden gedoopt in de Pastoor van Ars door respectievelijk pastoor Koomen en Dick Duijves. Later deed Paul zijn eerste communie en kapelaan Julius Dürlich gaf hem die eerste hostie. De school deed haar katholieke best en wij stimuleerden de opvoeding tot betrokken christenen. Onze kinderen hebben de inspiratie niet kunnen krijgen die wij tot op heden wel hebben. Dat geldt voor veel van onze familieleden. Heeft onze kerk hen dan niets te bieden? De sluiting van de Pastoor van Ars en de andere kerken laat zien dat onze vorm van ‘samen kerk’ zijn nog weinigen aanspreekt. Er zijn ook kerken waar de mensen wel komen met hun gezin van zowel kleine als grote kinderen. Je ziet dan menen zingen en spelen en het ziet er feestelijk uit. Valt daarvan te leren?
De liederenbundel
Op een dag moesten wij een liederenbundel kopen. Ik heb dat nooit fijn gevonden. Net als in de laatste viering, waarbij een keurig boekje het einde en de overgang naar de Stefanus begeleidde, staan de lezingen er dan niet in. Zelf wil ik die thuis nalezen. Ik kan de teksten natuurlijk wel in de bijbel vinden, maar gemak dient de mens. Nog altijd heb ik veel plezier in de misboekjes die Gooi en Sticht en/of de Abdij van Berne uitgeven.
De mensen
Er zijn zoveel mensen die ik in de parochie waardeerde. De mensen van de charitas, van de activiteiten in de parochie. Is Dick Duijves nog in Haarlem? Pastor Van Poecke vond ik heel inspirerend. Mijn vader duwde hem in zijn rolstoel en hij maakte grappen over wat de pastor probeerde mee te geven. Wat verwacht je anders van een scheepbouwer.
Afscheid
Het was heel fijn dat mijn moeder (88 jaar) mee wilde naar de afscheidsviering. Zij was bij diverse activiteiten betrokken. Er was heel vaak een gedicht om een dagje uit of anderszins samen te vatten. Het verslag van caritas was bij haar in vertrouwde handen. Kostelijk kon ze vertellen over wat er zoal in de kerkgemeenschap gebeurde. Zij heeft er niet eens meer herinneringen aan. Alzheimer is in een beginnend proces. De Hilversumstraat 101 werd na de Naardermeerstraat de plek waar zij gelukkig was met mijn vader. Hij stierf in 1996 en dan gaat mijn moeder langzaam achteruit.
Die herinneringen aan de kerktijd in de Pastoor van Ars nemen mijn vrouw en ik voor mijn moeder mee. De overgang naar de Stefanus was zo spontaan dat wij ons weer betrokken voelden bij het nieuwe gebouw met zijn Augustinusparochianen. Wij waren er voor het eerst en of wij er nog één keer komen, weet ik niet. Het zou best kunnen. De Pastoor van Ars, de mensen die wij er kennen en gekend hebben gaan mee met ons in de herinnering totdat ook die vervaagt.
‘Daar waar vriendschap is en liefde, daar is God’.